In het voorbije tijdperk van Satya-yuga, het Tijdperk van Goedheid, leidde men duizenden jaren een vroom, vreedzaam en zondeloos leven. In die tijd konden grote heiligen Hem zien door op Hem te mediteren. In het huidge tijdperk is het niet mogelijk om op deze wijze te mediteren, omdat onze geest wispelturig is. Zulke meditatie kan echter wel worden bereikt door Zijn naam te chanten, en door dit proces kunnen we Zijn genade realiseren en Hem daadwerkelijk zien. De Vedische literatuur adviseert het chanten om in het huidige tijdperk zuivere liefde voor God te ontwikkelen:
In dit tijdperk van strijd en hypocrisie is het chanten van de heilige namen van de Heer de enige manier om Godrealisatie en zelfrealisatie te bereiken, en dit is makkelijk uitvoerbaar.

Hare Kṛṣṇa Hare Kṛṣṇa
Kṛṣṇa Kṛṣṇa Hare Hare
Hare Rāma Hare Rāma
Rāma Rāma Hare Hare

Iedereen, waar dan ook, kan de Hare Kṛṣṇa-mantra chanten – ongeacht of men Engels, Nederlands, Maleisisch, Indiaas, Spaans of Chinees is. Mensen van alle geloofsovertuigingen aanbidden dezelfde God, die heel mooi, betoverend, machtig en genadevol is. Hij kan in iedere relatie met u spelen – als meester, als vriend, als zoon of als geliefde.
Om het chanten van deze namen effectief te laten zijn moet dit worden gedaan volgens een authentiek proces, dat God Zelf heeft gegeven. Anders levert het chanten niet het gewenste resultaat op. De kennis van dit transcendentale proces en het doel ervan wordt overgedragen via de bonafide spiritueel leraar, die verbonden is met de opeenvolging van discipelen, die bij God Zelf begint. Zij die rechtstreeks Hem hebben horen spreken behoren tot deze opvolging van volmaakte meesters, en de leerling van zo’n spiritueel leraar kan op succesvolle wijze chanten.
De bonafide spiritueel leraar, of guru, zegt tegen ons, “Geef me uw oren. Ik wil uw andere zintuigen niet – alleen uw oren.” Van alle zintuigen kunnen alleen de oren geluidstrillingen opvangen en dus transcendentale woorden horen. De
guru die verbonden is met de opeenvolging van discipelen helpt met onze overgave aan God door ons gehoor in te schakelen. Door deze geluidstrilling komen zijn transcendentale woorden het hart van de leerling binnen en openbaren Kṛṣṇa, God Zelf, die Zich in ieders hart bevindt. Geen ander zintuig, dan alleen de oren kunnen dit transcendentale geluid waarnemen.
Er bestaan twee soorten geluidstrillingen. De ene is bovenzinnelijk, en bevindt zich voorbij deze materiële wereld. Het komt van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods Zelf via de opeenvolging van discipelen. De andere is gewone, materiële geluidstrilling, die afkomstig is van de vibratie van de materiële tong. Iemand die niet intensief bhakti-yoga heeft beoefend en niet perfect is, kan Kṛṣṇa’s heilige naam en diverse spirituele mantra’s aan anderen geven, maar de vibraties die door hem worden uitgesproken hebben geen spiritueel effect. Hoewel zulke geluiden van nature krachtig en transcendentaal zijn, moeten ze met realisatie overgebracht worden. Anders manifesteren ze zich als wereldse woorden. Als een guru niet deskundig genoeg is in het chanten van transcendentaal geluid en geen gerealiseerde ziel is, produceert zijn vibratie geen ware vruchten in het hart van de persoon, die ze van hem ontvangt. Zelfgerealiseerde zielen spreken dat transcendentale geluid volmaakt uit en van die personen dient men het te ontvangen.
De definitie van bhakti, zuivere toewijding, wordt in de vedische geschriften als volgt omschreven: “Zuivere toegewijde dienst is de cultivatie van activiteiten, die uitsluitend zijn bedoeld voor het plezier van Śrī Kṛṣṇa, of met andere woorden, de ononderbroken stroom van dienst aan Kṛṣṇa uitgevoerd door alle inzet van lichaam, geest en spraak, en door de uitdrukking van verschillende spirituele emoties. Het wordt niet bedekt door kennis gericht op onpersoonlijke bevrijding, of door baatzuchtig streven, en het is verstoken van elk verlangen behalve het verlangen om Kṛṣṇa te plezieren” (Bhakti-rasāmṛta-sindhu 1.1.11).
Dezelfde vedische geschriften bevatten veel verzen, die de kwaliteit van een persoon omschrijven, die ons kan helpen op basis van zijn eigen zuivere toegewijde dienst. Een van die verzen luidt als volgt: “Ieder persoon, die oprecht waarachtig geluk verlangt, moet een bonafide spiritueel leraar zoeken en door initiatie zijn toevlucht bij hem nemen. De kwalificatie van de bonafide guru is, dat hij vrij is van alle materiële verlangens, dat hij de conclusies van de geschriften heeft gerealiseerd en dat hij in staat is om anderen van de Allerhoogste Godheid te overtuigen” (Bhakti-rasāmṛta-sindhu 1.2.97).
Het volgende verhaal illustreert hoe de afschuwelijke misdadiger Vālmīki een groot toegewijde werd door te associëren met een zelfgerealiseerd spiritueel leraar, die de bovengenoemde kwaliteiten bezat. Vālmīki was een nakomeling van de priesterklasse, maar later associeerde hij met slechteriken. Het gevolg was dat hij een meedogenloze crimineel werd, die zelfs vele heiligen had vermoord. Hij benaderde eens de verheven heilige, Nārada Muni, om hem te doden, maar toen hij dichterbij kwam, hief Nārada zijn hand op en zei, “Stop!” De verbaasde Vālmīki werd gedwongen zijn beweging te bevriezen, waardoor een gevoel van overgave aan Nārada in zijn hart ontstond. Nārada onthulde de reacties, die hem zouden overkomen als gevolg van zijn verschrikkelijke zonden. Vālmīki nam zijn toevlucht tot Nārada en vroeg hoe hij verlost kon raken van de terugslagen van al zijn zonden.
Nārada zei, “Ga hier zitten en chant ‘Rāma Rāma Rāma Rāma Rāma’ (Rāma is de naam van één van Kṛṣṇa’s verschijningsvormen). Doe dit en niets anders.” Vālmīki probeerde het, maar de reacties op zijn zondige daden waren reeds vrucht gaan dragen, waardoor hij die goddelijke naam niet kon chanten. Nārada was zeer bekwaam en zei tegen hem, “Als u Rāma niet kunt chanten, dan kunt u māra chanten.”
Māra (dat in het Sanskriet “dood” betekent) heeft dezelfde lettergrepen als Rāma, wanneer u het woord omgekeerd uitspreekt. Als u lang achter elkaar māra māra zegt, wordt het vanzelf “Rāma Rāma”. Nadat hij Vālmīki deze raad had gegeven, ging Nārada weg van de plek.
Vālmīki kon gemakkelijk māra māra chanten en ging er duizenden jaren mee door, terwijl hij op de terugkeer van zijn guru zat te wachten. In de tussentijd at hij niet en ontlastte zich niet. Mieren begonnen zijn vlees, bloed en andere lichaamssubstanties te eten en sloten hem langzaam op in een mierenhoop. Op die manier verdween zijn eigen lichaam en ging het ernaar uitzien dat hij nu een lichaam van aarde had. Na verloop van tijd kwam Brahmā, het hoofd van de goden en de oorspronkelijke guru van de spiritueele erfopvolging van guru’s naar de plek. Toen hij de toestand van Vālmīki’s lichaam zag, sprenkelde Brahmā water uit zijn heilige waterpot over hem heen en sprak mantra’s uit, waardoor het lichaam van Vālmīki veranderde in een aantrekkelijke jonge man. Brahmā zei tegen hem, “Nu heeft u het chanten van uw mantra geperfectioneerd; u heeft de Allerhoogste Heer gerealiseerd.”
[Later, in de loop van zijn meditatie, componeerde de grote heilige, Vālmīki, de beroemde Rāmāyaṇa, de gezaghebbende geschiedenis van Heer Rāma, wiens naam hij zat te chanten. Honderdduizenden jaren geleden werd de Rāmāyaṇa geschreven en wordt nog steeds als een van de oorspronkelijke Veda’s beschouwd en als het beroemdste, spirituele epos van India. Vālmīki stelde het samen kort voordat Śrī Rāma naar deze wereld neerdaalde –red.]
In dit tijdperk is het onmogelijk om zulke zware ascese te ondergaan. Wij vinden het al moeilijk om één dag af te zien van voedsel, water of slapen, om niet te spreken van een aantal jaren, en we kunnen niet langer dan twaalf uur, zes uur of zelfs maar één uur volkomen geconcentreerd in meditatie blijven zitten. Maar voor dit tijdperk geldt een bijzonder proces, dat we gemakkelijk kunnen volgen en dat proces vormt de essentie van alle vedische geschriften.
Ontvang het zaad van de volmaakte, transcendentale naam van Kṛṣṇa door initiatie van een bonafide guru te aanvaarden. Chant vervolgens de Hare Kṛṣṇa mantra en u zal spoedig gelukkig worden.

Hare Kṛṣṇa Hare Kṛṣṇa
Kṛṣṇa Kṛṣṇa Hare Hare
Hare Rāma Hare Rāma
Rāma Rāma Hare Hare

―Śrīla Bhaktivedānta Nārāyaṇa Mahārāja (De geheimen van het onontdekte zelf, 4e druk)
Vertaling: door de leerlingen van Śrīla Prabhupāda en Śrīla Bhaktivedānta Nārāyaṇa Mahārāja
Compositie: Dāmodara dāsa

error: Content is protected !!