Op een dag, tijdens een Navadvīpa-parikramā, waren twee discipelen van mijn Gurudeva met elkaar aan het ruziën. Terwijl ze stukken brandend hout uit de keuken pakten, waren ze allebei hevig aan het ruziën. Iemand kwam en zei tegen mijn Gurudeva, “Oh, ze hebben een heftige ruzie. Ik verzoek u nederig een einde te maken aan dit conflict. Ze willen niet luisteren.” Guru Mahārāja antwoordde, “Laat ze ruzie maken. Ze zouden hevig moeten ruziën; en daarna zouden ze naar de rechter moeten stappen om elkaar aan te klagen. Ik ben geen rechter. Ik ben hier niet om rechterlijke beslissingen met betrekking tot wereldse aangelegenheden te nemen. Ik heb ze niet gezegd dat ze ruzie met elkaar moesten maken. Ik heb ze gezegd dat degenen die bhajana van Kṛṣṇa willen verrichten de principes van tṛṇād api sunīcena, taror api sahiṣṇunā, amāninā mānadena dienen na te leven. Toegewijden dienen zichzelf geringer te achten dan een grasspriet en verdraagzamer te zijn dan een boom.
“Bomen klagen nooit over iets tegen iemand, zelfs niet als ze omgehakt worden. Zelfs als hij uitdroogt smeekt de boom nooit om water. Integendeel, hij stelt zich altijd dienstbaar op. U kunt een steen naar hem gooien, en hij zal u zoete vruchten schenken. Zijn bast, zijn vruchten, zijn hout, zijn alles, is voor anderen.
“Zo heb ik tegen ze gezegd dat ik hier ben om ze te helpen met het ontwikkelen van transcendentale liefde en genegenheid voor Kṛṣṇa. Ik zit hier niet om voor rechter te spelen. In India, en vooral in Bengalen, zijn er duizenden rechtbanken waar men naar toe kan gaan om te klagen; geen probleem. Maar voor dit soort dingen dient men niet bij mij te komen.”
Zoals u wellicht weet verbleef Śrī Caitanya Mahāprabhu in Puri, en Gopinatha Paṭṭanāyaka, de broer van Śrīla Rāya Rāmānanda, die Mahāprabhu zeer dierbaar was, had een aanzienlijke geldbedrag die aan de koning toebehoorde achtergehouden. Hij was de belastingontvanger voor de overheid, maar op een keer had hij een groot bedrag achtergehouden. Hij was in alle opzichten schuldig. De zoon van de koning ging naar hem toe en vroeg, “Waarom heb je het geld niet afgedragen?” Hij werd gearresteerd en werd vervolgens voor de rechter gesleept, daar werd hij ter dood veroordeeld; de volgende dag zou hij ter dood worden gebracht. De toegewijden benaderden Mahāprabhu en vroegen heel bezorgd, “O, alstublieft Heer, red hem.” Mahāprabhu antwoordde, “U wilt dat ik naar de koning toestap? Ik kan hem niet helpen. Ik heb nooit gezegd dat hij verkeerde dingen moest doen. Waarom wil hij het geld niet afdragen? Hij dient het af te dragen. Ik wil me er niet mee bemoeien. Ik zit hier niet om voor rechter te spelen. Ik ben hier om u te helpen met het ontwikkelen van transcendentale liefde en genegenheid voor Kṛṣṇa. Ik kan u op geen enkele andere manier helpen.
Evenzo zit ik hier niet om voor rechter te spelen. U kunt naar de rechter stappen om een geschil op te lossen. Ik heb nooit gezegd dat iemand ruzie met zijn vrouw moet maken, en ik heb ook nooit gezegd dat een vrouw ruzie met haar man moet maken. Ik ben niet uit India gekomen om voor rechter te spelen. Ik ben enkel en alleen gekomen om u te leren hoe u vooruitgang kan maken op het pad van bhakti. Vele miljoenen levens heeft u ontelbare zaken voor de rechter gebracht, het is niet mijn taak om geschillen op te lossen. Voor dit soort dingen dient men niet bij mij te komen. Ik wil niet bezig zijn met zinloze activiteiten.
Als u problemen ervaart met het chanten en herinneren, of als u zwak bent, kan ik u veel hulp aanbieden. Mijn hele leven staat in het teken daarvan. Begrijpt u? Als u een verlangen heeft Kṛṣṇa te dienen, dan kan ik u helpen diep geloof te ontwikkelen. Maar als u geen geloof heeft in de heilige naam, de guru, of in Kṛṣṇa, hoe zou ik u kunnen helpen? U kunt besluiten geen toegewijde dienst te verrichten, dat staat u vrij. U kunt besluiten zich te buiten te gaan aan verwerpelijke activiteiten. Wat kan ik dan doen? Als men altijd gelukkig wil zijn dan dient men diep geloof in kṛṣṇa-nāma te hebben.
We leren van het verleden, en we leren uit de Veda’s, de purāṇa’s, en alle andere geschriften dat een man of een vrouw niet gelukkig kan zijn als hij of zij geen tijd besteedt aan het verheerlijken en herinneren van Kṛṣṇa. Het is onmogelijk. Als u gelukkig wilt zijn, dan dient u het pad van Śrī Caitanya Mahāprabhu te volgen. De Veda’s, de upaniṣads, en alle andere śāstra’s verklaren hetzelfde.
Mijn verzoek is dat getrouwde stellen geen ruzie maken met elkaar. U dient verdraagzaam te zijn, anders zult uw leven vergald worden. Wees zoals de kuise Indiase dames en kuise Indiase echtgenoten. Wees zoals Rāma, zoals Sītā, zoals de gopī’s, zoals Kṛṣṇa, zoals Sāvitrī, Satyabhāmā, Anasūyā, Atri, en alle anderen zoals hen. Er zijn zoveel senior toegewijden die een vreedzaam leven leiden en ik word erg blij als ik hen zie. Wees altijd gelukkig.
―Śrīla Bhaktivedānta Nārāyaṇa Mahārāja (Harmony)
Vertaling: door de leerlingen van Śrīla Prabhupāda en Śrīla Bhaktivedānta Nārāyaṇa Mahārāja
Compositie: Dāmodara dāsa