Het chanten, ofwel reciteren of zingen, van de heilige namen van Kṛṣṇa is niet gebonden aan plaats, tijd, of omstandigheden. Het kan en mag overal gedaan worden. In de praktijk echter is het chanten van de heilige namen het gemakkelijkst om samen te doen met andere vaiṣṇava’s (toegewijden) in een tempel of bij andere bijeenkomsten. Elke tempel heeft een programma waarin tijd wordt besteed aan het chanten van de mahā-mantra. Elke vaiṣṇava (toegewijde) dient de mahā-mantra te chanten:
hare kṛṣṇa hare kṛṣṇa kṛṣṇa kṛṣṇa hare hare
hare hare rāma hare rāma rāma rāma hare hare
O Harā (Rādhīka, die Kṛṣṇa’s hart steelt), O Kṛṣṇa (Kṛṣṇa, die iedereen aantrekt)
O Rāma (Rādhā-ramaṇa Rāma: Kṛṣṇa, die spel en vermaak heeft met Rādhīka)
Dit wordt gedaan op een japa mala. Een japa mala is vergelijkbaar met een gebedssnoer en heeft 108 kralen. Op elke kraal wordt 1x de mahā-mantra opgezegd, meestal luid, zodat we onszelf kunnen horen. Na 108 keer de mahā-mantra opgezegd te hebben, wordt dit alsnog 16,32,48 of 64 keer gedaan. Dus toegewijden chanten minimaal 108 x 16 de mahā-mantra. Maar dit is dus een minimale hoeveelheid. We kunnen, en worden aangemoedigd om altijd 64 ronden te chanten.
De japa mala dient men in een zakje te bewaren. Een japa mala is gemaakt van hout, meestal neem- of tulasī hout. Toegewijden dienen te chanten op een japa mala gemaakt van tulasī hout.
Śrīla Prabhupāda: “Het reciteren van dit gebed is het transcendentale proces waardoor je oorspronkelijke, zuivere bewust-zijn herleeft. Door het chanten van deze transcendentale vibratie kunnen we alle misverstanden uit ons hart verwijderen. Het basis-principe van zulke misverstanden is de onjuiste overtuiging: ‘Ik ben heer en meester van alles wat ik overzie.’”
(Ochtendwandeling met Śrīla Gurudeva, 15-01-2010 Sao Paulo, Brazilië)
Toegewijde: Gurudeva, Ik wil vragen of het goed is om de Panca-tattva mantra [“śrī-kṛṣṇa-caitanya prabhu-nityānanda śrī-advaita gadādhara śrīvāsādi-gaura-bhakta-vṛnda”] op mijn kralen te chanten?
Śrīla Narayana Gosvami Maharaja: Waarom?
Toegewijde: Want als we de Panca-tattva mantra chanten, zullen onze aparādha’s (overtredingen) wijken. Er is geen aparādha.
Śrīla Gurudeva: Je kunt dit doen op een andere mala (niet op een tulasī – mala). De Mahā-mantra is Rādhā-Krsna, en Panca-tattva is Panca-tattva. Nityānanda Prabhu is aanwezig in de Panca-tattva mantra, dus hoe kunnen beide samen zijn?*
Brajanath dasa: Gurudeva, In ISKCON leren ze het beëindigen van een rondgang op de mala…
Śrīla Nārāyaṇa Gosvāmī Mahārāja: Heb ik je gezegd om dit te doen? Volg niet wat ik je niet heb geleerd. In kīrtana mag men zo zingen.
Zijn er nog vragen?
Priyanātha dāsa: Gurudeva, ik wil u mijn hele leven dienen, maar soms ben ik bang om mijn materiële leven te beëindigen.
Śrīla Nārāyaṇa Gosvāmī Mahārāja: Chant luider, en probeer saranagata (overgegeven) te zijn. Probeer om Hari-kathā te horen van verheven Vaisnava’s.
*De tulasī-mālā of tulasī gebedssnoer met 108 kralen vertegenwoordigt Śrī Śrī Rādhā-Kṛṣṇa en de primaire gopī’s. Nityānanda Prabhu is Baladeva Zelf. Zoals Baladeva Prabhu niet blijft bij Kṛṣṇa wanneer Kṛṣṇa samen is met Śrī Rādhā en de gopī’s, zo wordt de naam van Nityānanda Prabhu, die niet verschillend is van Nityānanda Prabhu Zelf, niet op tulasī kralen gereciteerd.