Śrī-ekādaśī-vrata Naleving van de Ekādaśī-gelofte

De naam van śuddhā Ekādaśī luidt Harivāsara of de dag van Heer Hari. Śuddhā Ekādaśī betekent zuivere Ekādaśī. Dat verwijst naar een situatie waarin tithi’s of maankalenderdagen elkaar niet overlappen of niet in elkaar schuiven. Wanneer de Ekādaśī tithi op een bepaalde dag één aruṇodaya periode of minstens zesennegentig minuten voor zonsopgang begint en doorloopt tot de volgende zonsopgang zonder door een tithi te worden overlapt, is er sprake van śuddhā Ekādaśī of purna Ekādaśī.
Indien echter de Daśamī tithi ook maar één seconde doorloopt in de aruṇodaya periode vóór zonsopgang, is er sprake van overlapping van de tithi’s die pūrva-viddhā Ekādaśī wordt genoemd. De term pūrva-viddhā Ekādaśī betekent dat de overlapping zich aan het begin van Ekādaśī voordoet of in de Daśamī tithi. Men dient de ekādaśī-vrata niet op pūrva-viddhā Ekādaśī in acht te nemen. De Dvādaśī tithi daaropvolgend wordt dan Mahādvādaśī genoemd. De ekādaśī-vrata dient dan op Mahādvādaśī in acht genomen te worden in plaats van op de Ekādaśī tithi.
Doet de overlapping zich echter te eniger tijd vóór de volgende zonsopgang voor, met andere woorden in de Dvādaśī tithi,  dan is er sprake van para-viddhā Ekādaśī. De term para-viddhā Ekādaśī betekent dat de overlapping zich aan het eind van Ekādaśī voordoet. Dat levert geen probleem op, zodat de ekādaśī-vrata op de Ekādaśī tithi in acht kan worden genomen.
Wil men de dag van Heer Hari naar behoren eren, dan dient men dag eraan voorafgaand kuisheid te betrachten. Op de dag van Harivāsara dient men dan zelfs van water te vasten en de hele nacht wakker te blijven terwijl men voortdurend bhajana verricht. De volgende dag dient men opnieuw kuisheid te betrachten en zijn vasten op het juiste tijdstip te beëindigen. Vasten van water (nirambu-upavāsa) betekent dat men ook geen mahā-prasāda tot zich mag nemen. Doet men dat wel, dan kan er geen sprake zijn van nirambu-upavāsa.
Aan hen die niet in staat zijn de hele dag te vasten biedt de Hari-bhakti-vilāsa (12.97) een alternatief, aangehaald uit het Vāyu Purāṇa. Daarin vindt men de uitspraak naktaṁ haviṣyānnam. Het woord naktaṁ betekent ‘s nachts en haviṣyānnam betekent offervoedsel geschikt om bij bepaalde religieuze gelegenheden tot zich te nemen. Op grond van deze uitspraak nemen we aan dat zij die geen volledig vasten in acht kunnen nemen ‘s avonds gepast voedsel zoals fruit tot zich mogen nemen.
Een vergelijkbare uitspraak in de Hari-bhakti-vilāsa (12.82), eveneens aangehaald uit het Vāyu Purāṇa, betreft de methode van het naleven van het vasten via een vertegenwoordiger. Dat wordt als volgt aangegeven:

upavāse tv aśaktasya
āhitāgner athāpi vā
putrān vā kārayed anyān
brāhmaṇān vāpi kārayet

Als een brāhmaṇa die een offervuur onderhoudt zich niet aan het vasten kan houden, kan hij een zoon of een andere brāhmaṇa aanwijzen om namens hem te vasten.
De volledige uitspraak van het Hari-bhakti-vilāsa (12.97) aangaande de methode van vasten door gepast voedsel (haviṣyānna) tot zich te nemen, zoals aangehaald uit het Vāyu Purāṇa, luidt:

aṣṭaitāny avrata-ghnāny
āpo mūlaṁ phalaṁ payaḥ
havir brāhmaṇa-kāmyā ca
guror vacanam auṣadham

Dat wil zeggen: Men mag ‘s avonds gepast voedsel (haviṣyānna) tot zich nemen. Alle soorten graan zijn onacceptabel. Voedsel dat geschikt wordt geacht is onder meer fruit, sesamzaad, melk, water, geklaarde boter, de vijf substanties verkregen van de koe (namelijk melk, yoghurt, boterolie, koeien-urine en koemest) of gewoon lucht. Hoe verder in de rij, hoe beter de substantie wordt geacht. Volgens het Mahābhārata (Udyoga-parva) kan men op acht manieren eten zonder zijn gelofte te schenden: door water, knollen en wortels, fruit, melk, boterolie tot zich te nemen, wat een brāhmaṇa van ons verlangt, wat de geestelijk leraar ons opdraagt en medicijnen. Het in het Hari-bhakti-vilāsa geciteerde vers (12.100) luidt:

aṣṭaitāny avrata-ghnāny
āpo mūlaṁ phalaṁ payaḥ
havir brāhmaṇa-kāmyā ca
guror vacanam auṣadham

Het woord Harivāsara heeft betrekking niet alleen op het naleven van Ekādaśī maar maar ook van heilige Vaiṣṇava-dagen als Janmāṣṭamī, Rāmanavamī, Nṛsiṁha-caturdaśī en Gaura-pūrṇimā. Het voorschrift om Ekādaśī te houden, gegeven in de Hari-bhakti-vilāsa, geldt voor alle mannen en vrouwen van alle vier de varṇa’s en āśrama’s. Alle vrouwen, of ze nu weduwe zijn of niet, dienen Ekādaśī te houden. Graan eten op Ekādaśī wordt gelijkgesteld aan de zonde van rundvlees eten. Men dient systematisch de beide Ekādaśī’s na te leven die zich elke maand voordoen (één tijdens afnemende en één tijdens wassende maan). In de Hari-bhakti-vilāsa wordt met een citaat uit het Viṣṇu-dharmottara gezegd (12.47):

saputraś ca sabhāryaś ca
svajanair bhakti-samyutaḥ
ekādaśyām upavaset
pakṣayor ubhayor api

Men dient op beide Ekādaśī’s van de maand vol toewijding te vasten tezamen met zijn vrouw, zoons en verdere familieleden.
Het woord svabhārya in dit vers betekent de eigen echtgenote. Dat geeft aan dat men de gelofte tezamen met zijn vrouw dient te houden. Uit deze uitspraak volgt het voorschrift dat getrouwde vrouwen ook de Ekādaśī-gelofte moeten naleven. De ekādaśī-vrata geldt zonder uitzondering. De Ekādaśī-gelofte veronachtzamen is een grote overtreding. Er zijn vormen van vasten voortkomend uit andere verlangens die voor vrouwen verboden zijn, maar dat geldt niet voor de ekādaśī-vrata. In de Hari-bhakti-vilāsa(12.3) wordt verklaard:

atra vrata-stha-nityatvād
avaśyaṁ tat samācaret
sarva-pāpāpahaṁ sarvār-
thadaṁ śrī-kṛṣṇa-toṣaṇam

Omdat de ekādaśī- of dvādaśī-vrata geen uitzonderingen kent, moet ze beslist worden nageleefd. Daardoor worden alle zonden uitgeroeid en alle doeleinden verwezenlijkt en is Śrī Kṛṣṇa voldaan.

Bron: Śrī Bhakti-rasāmṛta-sindhu-bindu, 2e editie
Vertaling: door de leerlingen van Śrīla Prabhupāda en Śrīla Bhaktivedānta Nārāyaṇa Mahārāja
Compositie: Dāmodara dāsa

error: Content is protected !!