Prīti-pūrvaka-guru-sevā
In het Śrīmad-Bhāgavatam heeft Śrī Kṛṣṇa Zelf aan Uddhava verklaard: “Ken de ācārya als Mijn eigenste Zelf en bejegen hem nooit respectloos. Zoek nimmer fouten in hem alsof hij een gewoon mens zou zijn, want alle goden verwijlen in Śrī Gurudeva.” Alle anartha’s die zich zelfs niet door uiterst strakke sādhana-beoefening laten verwijderen, raken door ondubbelzinnige dienst aan Śrī Gurudeva makkelijk vernietigd: Yasya prasādād bhagavat-prasādo yasyā prasādān na gatiḥ kuto ’pi – De genade van Śrī Guru is de genade van Bhagavān Zelf. Heeft men de genade van Śrī Guru, dan zal zelfs wanneer Bhagavān Zich mishaagd voelt de geestelijk leraar het op zich nemen Hem voldoening te schenken. Maar is de geestelijk leraar mishaagd, dan zal Śrī Bhagavān dat de overtreder nooit vergeven. Daarom moeten we de geestelijk leraar als onze opperste vriend beschouwen en hem met grote liefde dienen.
Sommigen die niet vertrouwd zijn met de conclusies van de geschriften dienen alleen de geestelijk leraar, ervan uitgaand dat hij Bhagavān is. Ze denken dat het niet nodig is apart dienst of bhajana voor de Heer te verrichten. Zulke mensen offeren zelfs tulasī en andere zaken aan de voeten van Śrī Gurudeva. Zulk denken gaat tegen de geschriften in. Volgens de geschriften dient men bhakti voor de lotusvoeten van Śrī Gurudeva te koesteren zoals men para-bhakti voor Śrī Bhagavān koestert; anders zal geen enkele sādhana- en bhajana-inspanning vrucht dragen.
yasya deve parā bhaktir
yathā deve tathā gurau
tasyaite kathitā hy arthāḥ
prakāśante mahātmanaḥ
Śvetāśvatara Upaniṣad (6.23)
Heeft iemand para-bhakti voor de Opperheer en Śrī Gurudeva, dan zullen alle in de śāstra’s vermelde conclusies betreffende de opperste, ultieme werkelijkheid, Śrī Bhagavān, zich in zijn hart openbaren. Heeft iemand geen bhakti voor de lotusvoeten van de geestelijk leraar, dan worden de conclusies van de geschriften niet onthuld.
Bron: Śrī Bhakti-rasāmṛta-sindhu-bindu, 2e editie
Vertaling: door de leerlingen van Śrīla Prabhupāda en Śrīla Bhaktivedānta Nārāyaṇa Mahārāja
Compositie: Dāmodara dāsa