Vyāsadeva is de persoonlijkheid die de glorie van de naam, vorm, kwaliteiten en het spel van Bhagavān in deze wereld heeft verkondigd. De ceremonie voor het eren van de ācārya, die zittend op zijn Vyāsasana in dienst van Bhagavān predikt en mensen naar Hem aantrekt, wordt Vyāsa pūjā genoemd. Een andere naam voor Vyāsa pūjā is guru-pūjā. In India is het gebruikelijk om guru pūjā op de dag van Guru-pūrṇimā te vieren. Het wordt beschouwd als Vyāsa’s verschijningsdag. En op die dag zullen alle sampradāya’s hun respectievelijke guru’s vereren.
De eerste ācārya in de moderne tijd, Śrī Śrīmad Bhaktisiddhānta Sarasvatī Gosvāmī Prabhupāda stelde, in overeenstemming met de geschriften, een speciale verering van de guru in op de guru’s eigen specifieke verschijningsdag. Werkelijke guru pūjā is wanneer de guru op zijn verschijningsdag zijn hele guru-paramparā vereert en zijn leerlingen instrueert hetzelfde te doen. In de geschriften worden de glories van de guru uitgebreid beschreven. Śrīla Viśvanātha Cakravartī Ṭhākura heeft geschreven:
yasya prasādād bhagavat-prasādo
yasyāprasādān na gatiḥ kuto ’pi
Śrī Gurvaṣṭaka(8)
Enkel door de genade van śrī guru ontvangt men de genade van Bhagavān. En zonder de genade van de guru kan men de kṛpā van Bhagavān niet ontvangen. In het Śrīmad Bhāgavatam (11.17.27) zegt Kṛṣṇa:
ācāryaṁ māṁ vijānīyān
nāvamanyeta karhicit
na martya-buddhyāsūyeta
sarva-deva-mayo guruḥ
Men dient de guru te zien als de āśraya-vigraha en als niet verschillend van Mij. Men mag de guru nooit respectloos bejegenen of men mag hem nooit vanuit materieel oogpunt fouten aan hem toeschrijven, want alle goden verwijlen in hem.
Er zijn talrijke goden en godinnen maar onder hen zijn Brahmā, Viṣṇu en Maheśa primair. De guru is de belichaming van Brahmā, Viṣṇu en Maheśa. Hij wordt vergeleken met Brahmā, want net als Brahmā de wereld schept, creëert de guru bhakti door het zaad van toewijding in onze harten te zaaien. Viṣṇu is de instandhouder en Gurudeva is degene die onze bhakti in stand houdt. Zo lang wij het stadium van prema niet hebben bereikt, helpt de guru ons door onze toewijding te versterken. Wij kunnen als gevallen zielen ons niet indenken hoe de guru zich tomeloos inzet voor zelfs één leerling. Maheśa is de vernietiger, evenzo vernietigd de guru al onze anarthas en aparādha’s. Daarom wordt verklaard dat de guru de belichaming van alle goden is.
Er zijn zoveel jīva’s (zielen) in deze wereld. En hoewel sommigen zich wenden tot Bhagavān (God), hebben de meeste een aversie voor Hem. Hun eigen geestelijke identiteit is als eeuwige dienaar van Kṛṣṇa, maar ze zijn dit vergeten en blijven in het materiële bestaan ronddolen. Zonder bhakti zullen zij nooit voorspoed kennen. Daarom verschijnt Kṛṣṇa op sommige tijden op aarde en komt Hij soms in andere verschijningsvormen, en soms zendt Hij Zijn śakti in de vorm van een guru. Het zou anders voor de jīva’s niet mogelijk zijn om voorspoed te verkrijgen. Enkel door bhakti kunnen zij het hoogste geluk ervaren; en bhakti is niet iets van deze aardse wereld. In de eeuwig volmaakte metgezellen van Kṛṣṇa, is de essentie van saṁvit (volbewust vermogen) en hlādinī-śaktis (vreugdevermogen) altijd aanwezig in de vorm van prema bhakti (zuivere liefde voor Kṛṣṇa). Zolang de jīva deze essentie niet ontvangt, zal hij nimmer enige werkelijke voorspoed kennen. De guru is een inwoner van de geestelijke wereld en hij verschijnt op aarde. Hij brengt de prema van Goloka-Vraja naar deze wereld en schenkt het aan de gevallen zielen. Zo’n grote persoonlijkheid en eeuwige volmaakte rāgātmikā-toegewijde die Vraja-prema bezit en het naar deze wereld brengt, wordt een śuddha-guru (zuivere guru) genoemd. Zoals het water van de Himālayas door de Gaṅgā naar de oceaan stroomt, is er een stroom, die bij Kṛṣṇa zelf begint en via onze guru-paramparā (de opeenvolging van discipelen) naar de huidige ācāryas afdaalt en nu de hele materiële wereld met Kṛṣṇa-prema bevloeit. Dit is de primaire functie van de guru. Als iemand niet in staat is om deze prema te geven dan is hij geen echte guru. De primaire eigenschap van een echte Vaiṣṇava guru is om kṛṣṇa-prema te kunnen schenken.
—Śrīla Bhaktivedānta Nārāyaṇa Mahārāja (Śrī Prabandhāvalī)
Vertaling: door de leerlingen van Śrīla Prabhupāda en Śrīla Bhaktivedānta Nārāyaṇa Mahārāja
Compositie: Dāmodara dāsa