Kārttika-vratam

Zich aan de Kārttika-gelofte houden

Kārttika-vrata wordt ook dāmodara-vrata genoemd. De maand Kārttika kent men ook als ūrjā. Het woord ūrjā betekent letterlijk kracht, sterkte, energie, vitaliteit. Śrīmatī Rādhikā is de energie van Heer Kṛṣṇa en daarom heeft ūrjā betrekking op Haar. Verering van Śrī Rādhā-Dāmodara door op gereguleerde wijze de onderdelen van bhakti in deze maand Kārttika in acht te nemen wordt ūrjādara, ofwel eer (ādara) aan Ūrjā (Śrīmatī Rādhikā) brengen, genoemd. Ūrjā wordt ook śakti genoemd. De godin die over deze maand regeert heet Ūrjeśvarī. Ūrjeśvarī is een andere naam voor Śrīmatī Rādhikā.
Het Padma Purāṇa zegt (zoals geciteerd in het Bhakti-rasāmṛta-sindhu1.2.221):

yathā dāmodaro
bhaktavatsalo vidito janaiḥ
tasyāyaṁ tādṛśo māsaḥ
svalpam apy upakārakaḥ

Daar de Opperheer Śrī Dāmodara in deze wereld beroemd is om Zijn toegenegenheid jegens Zijn toegewìjden (bhakta-vatsala), wordt in deze maand Dāmodara, die Hem zeer dierbaar is, zelfs de geringste geestelijke inspanning als zeer groot beschouwd en geacht geweldige resultaten op te leveren.
In zijn commentaar op dit vers geeft Śrīla Jīva Gosvāmī een aardige analoog.
Wanneer een grootmoedig man iemand met een grote schuld mededogend gezind is, beschouwt hij een kleine afbetaling als substantieel en ontslaat de schuldenaar van zijn verplichting. Evenzo ziet de maand Dāmodara een heel klein beetje eerbiedige bhajana-beoefening als zeer groot en schenkt de beoefenaar de onschatbare rijkdom van bhakti voor Bhagavān Śrī Dāmodara.
Met bhakti verbonden geloften nakomen voor het genoegen van de Heer tijdens de maand Kārttika wordt niyama-sevā genoemd. De unieke heerlijkheid van het betrachten van niyama-sevā tijdens de maand Kārttika in Vraja-maṇḍala wordt met een citaat uit het Padma Purāṇa als volgt beschreven in het Bhakti-rasāmṛta-sindhu (1.2.222–3):

bhuktiṁ muktiṁ harir dadyāt
arcito ’nyatra sevinām
bhaktis tu na dadāty eva
yato vaśyakarī hareḥ

sā tv añjasā harer bhaktir
labhyate kārttike naraiḥ
mathurāyāṁ sakṛd api
śrī-dāmodara-sevanāt

Aan mensen die zonder sterke gehechtheid aan Kṛṣṇa bhajana en sādhana verrichten in oorden buiten Vraja-maṇḍala, verleent Bhagavān beslist bhukti en mukti, maar geen bhakti, want door bhakti raakt de Heer aan Zijn toegewijde gebonden. Maar indien iemand die normaal van sādhana verstoken is Śrī Dāmodara tijdens de maand Kārttika ook maar eenmaal in Vraja-maṇḍala vereert, verkrijgt hij heel makkelijk de uiterst zeldzame hari-bhakti.

Bron: Śrī Bhakti-rasāmṛta-sindhu-bindu, 2e editie
Vertaling: door de leerlingen van Śrīla Prabhupāda en Śrīla Bhaktivedānta Nārāyaṇa Mahārāja
Compositie: Dāmodara dāsa

error: Content is protected !!