House of Bhakti – Music

House of Bhakti Muziek

Zuivere bhakti is onder leiding van een bonafide guru met lichaam, geest en spraak ononderbroken, onvoorwaardelijke en onvervalste liefdevolle dienst aan Kṛṣṇa verrichten uitsluitend voor het genoegen van Kṛṣṇa. Yoga is al duizenden jaren oud en vindt zijn oorsprong in India. De betekenis van het woord yoga is verbinden. Mantra betekent in het Sanskriet ‘gebed dat de geest bevrijdt’. Deze mantra’s (transcendentale geluidsvibraties) worden in India al eeuwenlang gebruikt door de beoefenaars van bhakti-yoga als onderdeel van bhakti-yoga, de yoga van liefde en toewijding.
Kīrtana is devotionele muziek gewijd aan Kṛṣṇa. Typerend voor devotionele muziek is het zingen van mantra’s of liederen gecombineerd met het spelen van muziekinstrumenten.
De aantrekkingskracht van de muziek ligt in de eenvoud. De leadzanger zingt de mantra voor onder begeleiding van een aantal muziekinstrumenten. Na elke regel volgt de respons van de groep, ongeacht de omvang van de groep. Dit voorzingen en nazingen van mantra’s met levendige en vreugdevolle muziek is verheffend voor de ziel en verkwikkend voor het lichaam. Hoewel de kīrtana traditie oorspronkelijk uit het oude India komt, is het in de haastige moderne tijd waarin we leven een weldaad voor iedereen.
Er zijn geen regels rondom de kīrtana – men kan zitten of staan of, beter zelfs, dansen! Men kan meeklappen op de melodie of muziekinstrumenten bespelen, en naar hartenlust meezingen. Het enige wat men nodig heeft is een open hart, een open geest en een luisterend oor.
Iedereen kan deelnemen aan kīrtana ongeacht leeftijd, muzikale aanleg, achtergrond, ras, of religie. Kīrtana is een belevenis van de ziel die alle deelnemers verenigt in een spirituele muzikale ervaring.

Leer Mṛdaṅga In Twaalf Maanden

De mṛdaṅga (Indiase kleitrommel) is een prachtig instrument die voor lofzang en mantra meditatie (kīrtana) in een tempel/yoga centrum gebruikt wordt.
De lessen uit het boek Leer Mṛdaṅga In Twaalf Maanden van Bablu dāsa zijn speciaal bedoeld voor leerlingen die de mṛdaṅga goed willen leren spelen.
Bablu dāsa werd geboren in Godrumadvīpa (Navadvīpa) in een vaisnava (toegewijde) familie. Vanaf jonge leeftijd leerde hij mṛdaṅga spelen van de beste vaisnava muzikanten in West-Bengalen. In de vroege dagen van de Māyāpura project speelde hij de mṛdaṅga terwijl Śrīla Prabhupāda Jaya Rādhā Mādhava zong. Hij was de gurukula (school) mṛdaṅga leraar van 1982 tot 1995 in ISKCON Māyāpura en is nu de gurukula mṛdaṅga leraar in ISKCON Vṛndāvana. Hij is een meester in de gauḍīya vaiṣṇava muziek in de traditie van Śrīnivāsa Ācārya en Narottama dāsa Ṭhākura. Hij geeft onderricht in de authentieke gauḍīya vaiṣṇava mṛdaṅga stijl zodat deze klassieke (gauḍīya vaiṣṇava) stijl van muziek behouden blijft.
Hieronder volgen fragmenten uit het boek Leer Mṛdaṅga In Twaalf Maanden van Bablu dāsa.

Kīrtana Etiquette

Zoals in de klassieke muziek, dient elke kīrtana zich langzaam te ontwikkelen in intensiteit en snelheid. De voortgang is afhankelijk van het gemoed van de zanger en van de tijd, de plaats en de omstandigheid. Tijdens maṅgala-ārati, bijvoorbeeld, denkt de toegewijde dat Kṛṣṇa opstaat om aan een nieuwe dag te beginnen. De kīrtana is zoet en zacht en wordt begeleid door slechts een mṛdaṅga en twee karatāla’s (cimbalen). Zelfs tegen het einde, hoeft de kīrtana niet te versnellen. Gaura-ārati echter, wordt gezongen met de gedachte dat Kṛṣṇa eindelijk terug is uit de bossen en weiden van Govardhana. Na een lange dag van scheiding is onze dierbare Kṛṣṇa terug en wordt dit gevierd met een prachtige kīrtana begeleid met vele instrumenten en snelle ritmes. Men dient langzaam te beginnen en geleidelijk aan te versnellen. De mṛdaṅga speler dient de verschillende mantra’s te weten om gepast te kunnen spelen in de kīrtana. In principe zijn er twintig verschillende snelheden die met twintig verschillende mantra’s samen met de respectieve afsluiting en decoraties op de mṛdaṅga gespeeld worden. Deze speeltechniek is ingewikkeld en alleen professionele spelers kunnen alle twintig snelheden toepassen. Voor normale kīrtana zijn de eerste vijf snelheden voldoende. Deze zijn heel makkelijk te leren. Uit het boek leert men de eerste vier snelheden samen met verschillende afsluitingen en decoraties. Ze geven een solide basis om dynamisch en inspirerend te spelen. Met deze vier snelheden, weet iemand meer dan de gemiddelde mṛdaṅga speler. Hoe de vier snelheden worden gespeeld tijdens kīrtana wordt verder in het boek uitgelegd. De opbouw is geleidelijk. Alleen in zeldzame gevallen wordt een snelheid overgeslagen. Probeer de zanger aan te voelen en hem bij te staan met de geleidelijke opbouw van de kīrtana zodat deze prachtig eindigt. Wanneer de kīrtana een hoogtepunt bereikt, kan de zanger opnieuw in een langzaam tempo beginnen: alleen dan dient men weer langzaam te gaan. Als iemand op een verkeerd moment naar een hogere of lagere snelheid gaat, of als iemand niet op het juiste moment van snelheid verandert gaat dit ten koste van het gemoed. Dit heet rasābhāsa, een tegenstrijdige mix van kīrtana rasa – de zanger gaat in een bepaalde richting en de speler gaat anders verder. Als iemand dit allemaal in ogenschouw neemt, dan is het duidelijk waarom kīrtana mantra’s niet in het begin geleerd worden. Om goed te kunnen spelen in kīrtana is een verantwoordelijke en veeleisende taak. Ten eerste dienen de handen geoefend te zijn zodat de geest zich kan richten op de kīrtana. Ruime praktijkervaring is een vereiste en de speler moet communiceren met de leadzanger.

Volg de kīrtana-leider

Tijdens het spelen van de mṛdaṅga, dient men de kīrtana-leider te volgen en niet omgekeerd. De instrumenten moeten zachter zijn dan het lied. De mṛdaṅga mag nooit zo luid klinken dat het lied overstemd wordt. De mṛdaṅga moet zijn als een draad aan een bloemenslinger. Een bloemenslinger kan niet zonder bloemen en ook niet zonder een draad worden gemaakt. Bloemen en draad zijn allebei even belangrijk. De bloemen zijn in dit geval het lied, en de draad die alles bij elkaar houdt is de mṛdaṅga. In een bloemenslinger is de draad niet duidelijk zichtbaar, zo ook is de mṛdaṅga minder luid dan het lied. Spelen harder dan de zanger verbreekt de harmonie. Dit is de denkwijze van de ācārya’s (leraren). De speler maakt deel uit van een team. De speler dient vooral te communiceren met de leadzanger. Communicatie begint voor de kīrtana. Indien de zanger en mṛdaṅga speler elkaar niet kennen, moeten ze bij elkaar gaan zitten en bespreken hoe ze willen zingen en spelen, hoe ze in harmonie met elkaar kunnen zijn, en wie de andere instrumenten gaan spelen. De zanger dient te weten hoe goed de mṛdaṅga speler is en omgekeerd dient de mṛdaṅga speler te weten hoe goed de zanger is. Bespreek tekens en gebaren voor pauzes, verandering van snelheid enz. (alle professionele musici doen dit). De mṛdaṅga speler dient tijdens de kīrtana oogcontact te houden met de zanger. Om dit te kunnen doen dient men te spelen zonder te kijken naar de mṛdaṅga. Als men samen op een aantal mṛdaṅga’s gaat spelen dan dient iemand te leiden en de rest te volgen. De juniorspelers houden zich aan de regels van samenwerking en volgen de senior, en de senior speler blijft uit nederigheid op een niveau dat door de junioren gevolgd kan worden. Hij dient dan alleen bonafide mantra’s van onze gauḍīya vaiṣṇava ācārya’s te spelen. Problemen kunnen zich voordoen wanneer spelers van verschillende leraren bij elkaar komen. Zij kunnen dan voor de kīrtana samen oefenen om gezamenlijk tot een niveau te komen. Ter wille van een zuivere, harmonische kīrtana, zou een van hen kunnen besluiten om niet te spelen.
Op professioneel niveau zullen twee of meer mṛdaṅga spelers niet perse dezelfde mantra op hetzelfde moment spelen. Vaak spelen zij een soort vraag- en antwoordspel, waarbij zij elkaar steeds uitdagen. Een daarvan speelt een mantra tijdens kīrtana en de andere reageert door het spelen van een andere passende mantra, meestal door verdubbeling van de snelheid. Als ze enkel spelen voor het plezier van Kṛṣṇa en niet uit trots of afgunst, dan wordt de kīrtana naar een hoger niveau gebracht en begint iedereen dolgelukkig te dansen. Ook de zanger en de mṛdaṅga speler kunnen elkaar uitdagen, maar dit vereist een gemoed van vriendschap en overgave aan Kṛṣṇa. Dit is echter boven onze niveau. In normale kīrtana dienen mṛdaṅga spelers altijd met dezelfde mantra’s samen te spelen. Bespreek vooraf een wenk of gebaar voor tehai (afsluiting) en voor het veranderen van snelheid. Niets is meer aantrekkelijk dan dezelfde lange tehai uniform in ritme en intensiteit op twee of drie mṛdaṅga’s te horen. Probeer te komen tot een niveau dat de kwaliteit van de kīrtana verhoogt.

Wie gaat de kīrtana leiden?

Een ander belangrijk aspect van kīrtana zijn de karatāla spelers. Zij ondersteunen de kīrtana, ze zijn de leiders in de zin dat ze het tempo bepalen. De mṛdaṅga volgt de snelheid van de karatāla’s. Over het algemeen dient de zanger karatāla’s te spelen om het tempo aan te geven. Aan de andere kant dient de karatāla speler de mṛdaṅga mantra te volgen. Als de mṛdaṅga de eerste snelheid of tweede snelheid speelt dan doen de karatāla’s dit ook. En als de mṛdaṅga speler aanvangt met de derde snelheid, dan spelen ze ook twee keer zo snel. Als ze hiervan afwijken dan mislukt de kīrtana. De mṛdaṅga speler moet een decoratie mantra spelen, voordat hij met de derde snelheid begint zodat iedereen weet dat de mantra snelheid verdubbeld wordt. De karatāla speler moet de mṛdaṅga mantra’s kennen of tenminste in staat zijn om ze te kunnen identificeren. Zo niet, hoe kunnen de karatāla spelers volgen? Als ze deze kennis niet beschikken dan dienen zij opgeleid te worden. Door goede karatāla lessen te organiseren raken de toegewijden over het algemeen geïnspireerd. De kīrtana leider is verantwoordelijk voor de selectie van de karatāla spelers. Hij dient van tevoren de instrumenten te verzamelen en persoonlijk te overhandigen aan de ervaren spelers die bekend zijn met het systeem. Ze moeten in staat zijn om ritmisch te spelen en om de dubbele snelheid prachtig uit te voeren. Een nieuwe persoon die niet eens een karatāla weet vast te houden mag geen deel uitmaken van de kīrtana groep. Hij of zij dient enkel te luisteren en te zingen, de geest te absorberen in de heilige naam en geleidelijk een gevoel voor ritme te ontwikkelen. Men dient niet te aarzelen om een instrument van een ongeoefende speler af te nemen. Als iemand een ongeoefende speler laat spelen omdat hij denkt dat hij niet bevoegd is om in te grijpen is valse bescheidenheid. De kīrtana leider is verantwoordelijk voor het handhaven van de hoogste standaard die op dat moment mogelijk is. Hij moet dus de beste spelers selecteren. De kīrtana zal beter zijn met minder instrumenten dan met ongeoefende spelers. Van de kīrtana leider mag men verwachten dat hij zich hierin verantwoordelijk opstelt. Soms ziet men een eenzame karatāla speler achter in de tempel kamer. Dit is onaanvaardbaar, men dient hem voorin te laten spelen. De kīrtana leider en de spelers moeten samen zijn. Hoe zou men anders met elkaar communiceren en samen spelen? Als iemand in een tempel of een predikcentrum voor een lange tijd blijft, dient men zich tot doel te stellen een vast team van geïnspireerde musici op te leiden. Men dient een bonafide systeem in te stellen en belangstellenden te inspireren hiervan een studie te maken. Een geoefend team van kīrtana spelers is een zeer grote aanwinst voor elke tempel, vooral als men regelmatig harināma saṅkīrtana op straat doet. Iemand zal veel voordeel opdoen als men oprecht en nederig Kṛṣṇa en zijn toegewijden tracht te plezieren.
Zuivere bronzen karatāla’s zijn het best. Het geluid moet helder en open klinken en niet vlak. Grote karatāla’s dienen een toon te hebben dat overeenkomt met de grote kant van de mṛdaṅga, en kleine karatāla’s dienen een toon te hebben dat overeenkomt met de kleine kant van de mṛdaṅga. Karatāla’s hebben ook specifieke mantra’s. De karatāla’s houden het ritme aan en zijn daarom de belangrijkste instrumenten in de kīrtana.

Wie gaat zingen?

Volgens vaiṣṇava etiquette is de meest senior toegewijde de leider van een bijeenkomst. Hetzelfde geldt voor kīrtana. Als een senior sannyāsī aanwezig is, dan dient hij te zingen. Wat als hij niet mooi kan zingen en andere ervaren zangers aanwezig zijn? Als hij anderen permissie geeft dan mogen zij zingen maar hij heeft het voorrecht. Men dient zich af te vragen, “Wie is echt de betere zanger? Wie zingt vanuit het hart voor Kṛṣṇa?” Iemand zal zich niet strikt houden aan de melodie en het ritme, maar als hij een verheven toegewijde is dan gelden deze beperkingen niet voor hem. Men heeft vaak gezien hoe een sannyāsī een kīrtana leidt en anderen extatisch laat dansen en zingen. Technisch kan zijn uitvoering extern niet zo nauwkeurig zijn maar door de kracht van zijn zuivere toewijding raakt iedereen geïnspireerd. Voor een zuivere toegewijde gelden er andere regels, de regels van śuddha-bhakti (zuivere toewijding). Zuivere toegewijden zijn bekrachtigd door Kṛṣṇa. Aan de andere kant zal een verheven toegewijde nimmer naar voren komen en het recht opeisen om de kīrtana leiden. Uit nederigheid, zal hij wachten totdat hij gevraagd wordt om te zingen. Śrīla Narottama dāsa Ṭhākura werd eerst door alle verzamelde vaiṣṇava’s verzocht voordat hij begon met zijn legendarische premakīrtana. Senior toegewijden dienen voordat de deuren van het altaar opengaan een zanger te kiezen. Vervolgens kan de kīrtana starten aan het begin van de ārati. Tempels met vele zangers doen er goed aan om een schema van de leadzangers te maken. Toen Bablu dāsa in Māyāpura lesgaf, trainde hij ongeveer vijftig zangers. Twee keer per week hadden ze een cursus, en hij leerde ze het hele systeem: hoe de verschillende nummers van het programma te zingen, hoe de verschillende mantra’s toe te passen, hoe de karatāla’s te spelen enzovoort. Wanneer zij de opleiding hadden afgerond, kregen ze een certificaat. Niemand mocht de kīrtana leiden zonder het certificaat. Eens per week werd een iṣṭagoṣṭhī (bespreking) gehouden en werd een schema voor de zangers gemaakt. Iedereen wist wanneer het zijn beurt was, en als iemand niet kon komen, moest hij zorg dragen voor een andere zanger. Geleidelijk aan werd de kīrtana zo prachtig dat Māyāpura hierom bekend werd. Als men hard oefent en zich aan al deze richtlijnen houdt zal een soortgelijke situatie in de tempel of het predikcentrum gecreëerd worden.

Wat is een ‘ahiṁsā’ mṛdaṅga?

Een ahiṁsā mṛdaṅga is een hoogwaardige mṛdaṅga waarvan het leer niet afkomstig is van de slachthuizen. De huid wordt uitsluitend verzameld van koeien die hun lichaam verlaten door een natuurlijke dood. Op zorgvuldige wijze worden er maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat het leer niet afkomstig is van geslachte koeien. Deze huid is dan natuurlijk verwerkt – zonder chemicaliën of zout. Het leer wordt gegeven aan een ambachtsman, die kiest voor de beste delen van de huid (het leer van het hoofd voor de kleine kant van de mṛdaṅga en het leer van de buik voor de grote kant van de mṛdaṅga) en maakt mṛdaṅga’s met een geluid van ongeëvenaarde kwaliteit. Klei wordt gebruikt voor mṛdaṅga’s omdat dit de beste resonantie geeft. De mṛdaṅga’s zijn uitsluitend vervaardigd uit natuurlijke materialen. Elk mṛdaṅga is voorzien van een band en insteekhoes. Mṛdaṅga dient men niet verticaal te laten rusten op de grond, mede omdat dit een negatief invloed heeft op het geluid (ook omdat het niet respectvol is en de mṛdaṅga Heer Balarāma representeert).
Omdat er geen chemicaliën of zout worden gebruikt voor de behandeling en het behoud van het leer, is het effect van temperatuur en vochtigheid op het leer geringer. Door alleen met de beste delen van de huid de trommels te vervaardigen, wordt de kwaliteit van het geluid, de duurzaamheid van de band en koppen verhoogd. Dit betekent minder frequent de koppen veranderen.

Waarom enkel ahiṁsā mṛdaṅga’s in de tempels gebruiken?

In India worden duizenden koeien dagelijks geslacht, niet voor het vlees, zoals velen zouden verwachten, maar voor hun huiden. Soms worden er grote afstanden afgelegd (te voet), soms dagenlang, en zijn de koeien bij aankomst ziek en uitgehongerd (op zijn zachtst gezegd) voordat ze genadeloos gedood worden. Veel van de koeienhuiden worden gekocht door mṛdaṅga ambachtslieden (omdat deze makkelijker te verkrijgen en goedkoper zijn). Voor elk mṛdaṅga die door iemand gekocht wordt, is een koe voor zijn huid naar een slachthuis gebracht.
De ahiṁsā mṛdaṅga heeft bijzondere kenmerken zoals bepaalde afmetingen voor de lengte van de trommel en breedte van de koppen, en wordt afgestemd volgens de toon van een paar zuivere karatāla’s. De combinatie van het luide heldere geluid van de rechterkant en het zachte, diepe en majestueuze geluid van de linkerkant creëert een zeer prachtig geluid. Als deze mridanga in kīrtana wordt gespeeld raakt Kṛṣṇa en Zijn toegewijde aangetrokken!

Is de mṛdaṅga een klassiek instrument?

Veel mensen spelen met tabla of dholak slagen op de mṛdaṅga, maar de mṛdaṅga heeft zijn eigen specifieke mātrā’s (slagen) en mantra’s. De tabla is geen gauḍīya vaisnava instrument en komt oorspronkelijk niet uit een bonafide spirituele sampradāya (systeem). Hoewel het een ingewikkelde speeltechniek heeft, kan deze niet vergeleken worden met de mṛdaṅga. De dholak, een houten trommel van vergelijkbare grootte en vorm als de mṛdaṅga is tegenwoordig populair in India. Het is ook geen klassieke instrument en beschikt niet over een standaard systeem van mātrā’s.
Sommige mensen denken ten onrechte dat de mṛdaṅga een gewone instrument is.
Op de tabla is de maximale lengte van een tāla (ritme) zestien mātrā’s. Op de mṛdaṅga, kan de tāla veel langer: sommige zijn achtentwintig, vierenveertig, zesennegentig, honderdenvier mātrā’s, enzovoort. De lange melodieën, samen met de woorden van de liederen, vertellen het spel en vermaak van Kṛṣṇa. Deze kennis kan enkel komen van een gekwalificeerde leraar.

mṛdańga-bādya, śunite mana,
abasara sadā jāce
gaura-bihita, kīrtana śuni’,
ānande hṛdoya nāce

‘Ik verlang er altijd naar de klank van de mṛdaṅga te horen. Bij het horen van Gaura kīrtana danst mijn hart van verrukking.’

Śrīla Bhaktivinoda Ṭhākura

In de cursus leert u hoe te spelen op de mṛdaṅga, karatāla’s, harmonium, keyboard/synthesizer en zang. Ook zijn er speciale lessen voor kinderen vanaf 8 jaar (het bespelen van een instrument vraagt om een goede motoriek).
Tot ziens op de cursus!

Vertaling: Dāmodara dāsa
Image/Art made possible by Shutterstock, Pixabay.com, Krishnapath.org and/or Bhaktiart.net

error: Content is protected !!