Śrīla Bhaktivinoda Ṭhākura
kabe ha’be bôlô se-dina āmāra
(āmār) aparādha ghuci’, śuddha nāme ruci,
kṛpā-bale ha’be hṛdaye sañcāra (1)
Oh, tell me, when will that day be mine when my offenses will cease and a taste for the pure holy name will pervade my heart by the power of Your mercy?
O zeg me, wanneer zal die dag de mijne zijn waarop mijn overtredingen wijken en ik aantrekking ervaar tot de zuivere heilige naam en mijn hart door de kracht van Uw genade helemaal zal veranderen?
tṛṇādhika hīna, kabe nija māni’,
sahiṣṇutā-guṇa hṛdayete āni’
sakale mānada, āpani amānī,
ha’ye āsvādibô nāma-rasa-sāra (2)
When will I consider myself lower than a blade of grass and the quality of tolerance enter my heart? Giving respect to all and not desiring any respect for myself, I will taste the essence of the nectar of the holy names.
Wanneer zal ik nederiger zijn dan een grassprietje en in mijn hart verdraagzaamheid ontstaan? Iedereen respecterend en zelf vrij van alle valse trots, zal ik het wezen proeven van de nectar van de heilige naam.
dhana jana āra, kavitā sundarī,
bôlibô nā cāhi deha-sukha-karī
janme janme dāo, ohe gaurahari!
ahaitukī-bhakti caraṇe tomāra (3)
At that time, I will say that I do not want the bodily pleasures associated with wealth, followers, praise, and beautiful women. O Gaurahari! Birth after birth, give me selfless devotion (ahaitukī-bhakti) to Your lotus feet.
Ik zal dan verklaren dat ik geen belangstelling heb voor lichamelijke genoegens van rijkdom, volgelingen, werelds aanzien, en mooie vrouwen. O Gaurahari! Schenk me leven na leven onvoorwaardelijke toewijding (ahaitukī-bhakti) aan Uw lotusvoeten.
(kabe) kôrite śrī-kṛṣṇa-nāma uccāraṇa,
pulakita deha gadgada vacana
vaivarṇya-vepathu, ha’be saṁghaṭana,
nirantara netre ba’be aśru-dhāra (4)
While uttering the holy names of Śrī Kṛṣṇa, when will my body horripilate in ecstasy, my words become choked with emotion, my complexion become pale, my body tremble, and streams of tears flow endlessly from my eyes?
Wanneer zal ik bij het zingen van Śrī Kṛṣṇa’s naam door gelukzaligheid mijn haar rechtovereind staan, door emotie mijn stem stokken, mijn gelaat verbleken, mijn lichaam trillen en onophoudelijk een tranenvloed uit mijn ogen stromen?
kabe navadvīpe, suradhunī-taṭe,
gaura-nityānanda bôli’ niṣkapaṭe
nāciyā gāhiyā, beḓāibô chuṭe,
bātulera prāya chāḓiyā vicāra (5)
When, in Navadvīpa, on the banks of the Suradhunī River (Gaṅgā), will I call out “O Gaura! O Nityānanda!” without duplicity? Dancing and singing, I shall run about like a madman, giving up any consideration [of the outside world].
En wanneer zal ik in Navadvīpa aan de oever van de Suradhunī Rivier (Gaṅgā), oprecht “O Gaura! O Nityānanda!” uitroepen. Dansend en zingend, zal ik ronddolen als een bezetene, zonder me [om de openbare mening] te bekommeren.
kabe nityānanda, more kôri’ dayā,
chāḓāibe mora viṣayera māyā
diyā more nija-caraṇera chāyā,
nāmera hāṭete dibe adhikāra (6)
When will Nityānanda Prabhu be merciful and free me from the illusion of material sense enjoyment? Bestowing upon me the shade of His lotus feet, He will give me the qualification to enter the marketplace of the holy name.
Wanneer zal Nityānanda Prabhu me genadig zijn en me van de begoocheling van wereldse zinsbevrediging verlossen? Door me de schaduw van Zijn lotusvoeten te schenken, maakt Hij me geschikt om toegelaten te worden tot de markt van de heilige Naam.
kinibô, luṭibô, harināma-rasa,
nāma-rase māti’ hôibô vivaśa
rasera rasika-caraṇa paraśa,
kôriyā majibô rase anibāra (7)
I will beg, borrow or steal the nectar of the holy name (harināmarasa), by which I will become intoxicated and overwhelmed. Touching the feet of those who relish that rasa, I will continuously drown in it.
Ik zal de nectar van de heilige naam (harināmarasa) smeken, kopen of stelen, waarna ik dronken en overstelpt zal raken. Door aanraking van de voeten van degenen die deze rasa weten te proeven, zal ik er onophoudelijk in opgaan.
kabe jīve dayā, hôibe udaya,
nija-sukha bhuli’ sudīna-hṛdaya
bhaktivinoda, kôriyā vinaya,
śrī-ājñā ṭahala kôribe pracāra (8)
When will compassion for all living entities arise within me? At that time, forgetting my own happiness, and with a humble heart, this Bhaktivinoda will meekly wander about and propagate the sacred order of Śrī Caitanya Mahāprabhu.
Wanneer zal ik bevangen raken door mededogen jegens de gevallen zielen? Dan zal Bhaktivinoda, voorbijgaand aan zijn eigen geluk, vol deemoed overal de heilige opdracht van Śrī Caitanya Mahāprabhu doorgeven.
Bron: Śrī Gauḍīya Gīti-guccha, 6e editie
Vertaling: door de leerlingen van Śrīla Prabhupāda en Śrīla Bhaktivedānta Nārāyaṇa Mahārāja
Compositie: Dāmodara dāsa